De financiële structuur van het Koninklijk Huis blijft een punt van discussie in Nederland, met veel stemmen die suggereren dat de koning belasting zou moeten betalen.
Daarnaast vinden velen dat de koning een aanzienlijk bedrag ontvangt voor zijn rol.
Koning Willem-Alexander verdient technisch gezien geen salaris, maar hij profiteert van twee belangrijke inkomstenbronnen:
een basisvergoeding voor zijn koninklijke functies en een aparte vergoeding voor persoonlijke uitgaven.
De Nederlandse Grondwet en de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis stipuleren dat de koning jaarlijks een vaste vergoeding krijgt.
Deze bestaat uit een bedrag van € 764.304, ook wel bekend als de A-component. Daarbij ontvangt hij een onkostenvergoeding van € 3.993.055, ofwel de B-component, bedoeld voor personeels- en materiaalkosten.
Dit vertaalt zich naar een dagelijkse besteding van ongeveer € 12.869,48, of een opmerkelijk uurtarief van €536,23.
De B-component wordt gebruikt om de uitgaven van het personeel van de Dienst van het Koninklijk Huis te dekken, inclusief persoonlijke adviseurs en de Grootmeester, die de leiding heeft over deze dienst.
De A- en B-componenten vormen samen de financiële basis voor de ondersteuning van het Koninklijk Huis.
Deze financiële regelingen zijn niet exclusief voor de koning; ze gelden ook voor zijn naaste familieleden.
Koningin Máxima ontvangt bijvoorbeeld jaarlijks een vergelijkbare vergoeding van € 764.304 en een onkostenvergoeding van € 518.988, wat haar totaal op € 821.946 brengt.
Kroonprinses Amalia heeft recht op een jaarlijkse vergoeding van € 1.281.313 vanaf haar achttiende.
Echter, kort na haar eindexamen kondigde ze aan dat ze deze vergoeding tijdens haar studieperiode in Amsterdam niet zou accepteren.